maandag 15 december 2008

Je rêve d’un Noël blanc

15 december. Ik kan nauwelijks geloven dat het volgende week al Kerstmis is. Het is echt vreemd, want als je je zo in een warm land bevindt, lijkt het net één lange zomer en blijft de winter steeds ‘pas over zes maanden’ ver. Maar toch is het volgende week Kerst. En dat zal je op de Antillen wel geweten hebben. Want bovenal zijn de Antillianen (naast gevaarlijk in het verkeer en dronken in en daarbuiten) zeer religieus. Alle feestdagen zijn hier bijgevolg ontzettend belangrijk. En niet in het minst Kerstmis.

Als je door de straten wandelt, valt het al meteen op: overal hangt Kerstverlichting. Een beetje bizar, zo’n palmboom vol lichtjes. Op elk kruispunt en elke rotonde hangt de meest kleurrijke versiering. Het lijkt wel of de mensen het klimaat willen compenseren door een overdaad aan decoratie. Daar waar in het noorden het landschap ruim een handje toesteekt, wordt hier alles bedekt onder de slingers en franjes, net alsof de Kerstman in eigen persoon de boel heeft ondergekotst.

En de mensen worden ruimschoots aangemoedigd. Al weken geleden werd in de krant de jaarlijkse wedstrijd aangekondigd: wie zijn huis het mooist versiert, wint zowaar een magnum fles champagne. De verantwoordelijke reporter schuimt elke dag tussen 18u en 20u de straten af, op zoek naar de meest extravagante versiering. En het resultaat mag er wezen: huizen bedekt met watten sneeuw, honderden kerstmannen die langs de balkons omhoogklimmen, en een lichtspektakel waarbij de sinksenfoor verbleekt. Mensen spenderen er fortuinen aan, en dat allemaal voor één fles champagne, die misschien amper een tiende kost van de gedane investeringen.

Maar dat is natuurlijk niet de échte reden waarom iedereen zo wildenthousiast aan het versieren gaat (voor één keer letterlijk zowaar). Dé grote prijs is uiteraard de roem die het hele gebeuren met zich meebrengt. Want niet alleen komt de winnaar met zijn fonkelende gevel in de krant, op zaterdag 20 december wordt er (je houdt het niet voor mogelijk!) een heuse Kerstversieringsrit georganiseerd. Een tourbus rijdt dan langs alle mooist opgetuigde gevels, waarbij een gids tekst en uitleg geeft. En uiteraard wordt aan het huis van de grote winnaar het meeste aandacht besteed. En daar draait het allemaal om: de aloude Fiftien Minutes of Fame.

Mijn eigen appartement ligt er een beetje somber bij, tussen al deze tinkelende toeters en bellen. Maar het zal me worst wezen. Want nog 3 keer slapen en… ik kom naar HUIS!!! Mijn muts, sjaal en handschoenen liggen alvast klaar.

Lang leve de Koude Kerst!


maandag 8 december 2008

Ceci n'es pas un ange

Mensen zeggen me wel eens dat ze me moedig vinden. Omdat ik zomaar helemaal op mijn eentje naar de andere kant van de wereld ben getrokken, familie en vrienden achterlatend. En dat is natuurlijk ontzettend flatterend, vooral omdat ik mezelf helemaal niet zo heldhaftig vind. Integendeel, ik vind mezelf een dikke gelukzak, omdat ik al die kansen zomaar voor het oprapen heb. Maar heel af en toe, wanneer niemand het ziet, denk ik bij mezelf “je moet het toch maar doen”. Dit gevoel van zelfbewondering is vorige week echter volledig uit mijn gedachtengoed verdwenen. Want vorige week onmoette ik Ella.

Ella is een meisje van nauwelijks 25 jaar, en heeft al meer van de wereld gezien dan pakweg een succesvolle vijftiger nà z’n midlifecrisis. Het begint al met haar roots: ze heeft een Britse moeder en half Iers/half Pools maar in Amerika geboren vader, maar is zelf (wegens de wijnpassie van haar vader) geboren en opgegroeid in Bordeaux. Sommige mensen hebben door geboorte 11 tenen, 2 magen of 3 tepels, zij heeft 3 nationaliteiten - de Franse, de Amerikaanse en de Britse - en spreekt bovendien 4 talen: Frans, Engels, Spaans en Pools. Op 18-jarige leeftijd trok ze helemaal in haar eentje naar LA om daar aan de ‘art school’ te gaan studeren. Twee jaar later ging ze terug naar Frankrijk, om nauwelijks een maand later weer te vertrekken, en moederziel alleen, gedurende zeven maanden een reis rond de wereld te maken. Ze is zowat half Azie, Australie, Nieuw-Zeeland, Zuid-Amerika, Midden-Amerika en Noord-Amerika doorgetrokken, enkel gebruik makend van intercontinentale vluchten, en de rest afleggend via wegtransport of simpelweg te voet. Toen ze opnieuw in Europa landde, is ze in Oxford ‘International Communication’ gaan studeren, waar ze in 2007 afstudeerde. In september van datzelfde jaar, sloot ze zich aan bij het Peace Corps, waardoor ze nu een tijdje op Dominica woont, het eiland net boven Martinique, en er werkt als ‘community development worker’.

Ik ontmoette Ella eerder toevallig in de luchthaven van Guadeloupe. Beiden wachtend op een alweer vertraagde vlucht naar Martinique - zij vertrekkend voor een korte vakantie en ik op weg naar huis - raakten we in gesprek. Ik was zo geboeid door haar verhaal, dat we besloten om later die week opnieuw af te spreken, wat we ook effectief deden. Het werd een bijzonder interessante avond. Ze vertelde uitgebreid over haar reizen, ontmoetingen, ervaringen, en ik luisterde met ingehouden adem. We praatten uren aan een stuk, en merkten nauwelijks dat het restaurant stilaan aan het leeglopen was. Pas toen de ober ons vriendelijk kwam vragen of we misschien konden afrekenen, zagen we pas hoe laat het was: lang na de laatste bus die Ella weer naar de jeugdherberg zou brengen. Omdat ik toch een logeerkamer heb, bood ik haar aan om bij mij te overnachten. Thuis toegekomen, praatten we nog door tot in de vroege uurtjes, tot we allebei bijna omver vielen van de slaap.

Toen ik de volgende ochtend, nog slaapdronken, opstond, was ze verdewenen. Er lag enkel een briefje op de tafel: “Thank you for a very nice evening. Keep on living your dreams, and never forget who you are. Ella.” Geen adres, geen email, geen telefoonnummer.

Sinds die ochtend laat die ene vraag me niet los: wie is Ella? Een gewone reizigster? Of, met haar drie nationaliteiten, misschien wel een spion van de CIA, die alle niet-in-de-pas-lopende mensen één voor één komt controleren. (Ok, sinds die ochtend loop ik ook met een tweede vraag rond: “Wat is het ergste dat ik ooit heb gedaan?” en ik kan werkelijk niks verzinnen, waardoor ik tot de conclusie ben gekomen dat ik gewoon een mega-saaie seut ben.) Of misschien was Ella wel een engel, die heel even kwam kijken of alles hier wel goed gaat met mij…


maandag 1 december 2008

La tour de Babel

De 21ste eeuw wordt wel eens de eeuw van de communicatie genoemd. Bellen, chatten, e-mailen, e-banken, surfen, bloggen, sms-en, msn-en,… Iedereen doet er tegenwoordig aan mee. Zelfs mijn hippe grootmoeder van 83 jaar heeft zich vlotjes aan de verre-afstandssituatie aangepast, en zich wendend tot de moderne middelen, stuurde ze me voor mijn verjaardag zowaar een e-card. How cool is that?

Een voorwaarde voor vlotte communicatie is natuurlijk taal. Je moet dezelfde taal spreken, wil je mekaar begrijpen. Nu, ook dat is vandaag de dag niet echt een probleem. Heb je niet dezelfde moedertaal, dan is dé internationale taal (ondanks alle twist) het Engels, en daar spreekt tegenwoordig iedereen wel een mondje van vol. Of dat dacht je dan misschien, want op Maritinique, en meer bepaald in Frankrijk, is niets minder het geval. Vraag aan eender welke Fransman hoeveel talen hij spreekt, en hij zal je vol verbazing aankijken en zeggen: “Eén, hoezo?”

Als flexibele Belgische (en zéér dankbare gaste in dit genereuze land!), spreek ik uiteraard Frans, en word ik zelden geconfronteerd met taalproblemen. Enkel op kantoor - bij Maersk is de officiële taal immers Engels – kan het wel eens leiden tot verwarrende en zelfs licht bizarre situaties.

Zo lijd ik sinds enkele weken aan ernstige computer-stoornissen en hang ik regelmatig aan de bel met het IT-departement in Marseille. Toen de boel weer eens behoorlijk geblokkeerd zat, vroeg de man aan de andere kant van de lijn om me voor te lezen wat er op het scherm verscheen. Na een tijdje onderbrak hij me plots. “Zeg, maar jij spreekt wel zeer goed Engels.” “Dankje,” antwoordde ik, toch lichtjes gevleid. “Ja echt, zeer goed, dat ben ik niet gewoon. Want eigenlijk versta ik het niet zo goed. Kan je het nog eens herhalen, en ditmaal met een Frans accent?” (WAT??) “Een Parijs-accent of een Marseille-accent?” antwoordde ik, niet zonder sarcasme. Maar hij was wel degelijk ernstig. Twee hilarische pogingen later, had de man het eindelijk begrepen.

Als Nederlandstalige, Engels praten met een Frans accent… Hoe is het mogelijk. Ik moet mijn baas dringend om opslag vragen, omwille van mijn multi-linguistic skills, of misschien omwille van mijn hoge tolerantie.