maandag 29 september 2008

Party in the city where the heat is on

All night on the beach till the break of dawn. Welcome to Miami. Buenvenidos a Miami.

Wat een gekke stad. En wat een gekke mensen. Het is mijn eerste ervaring met de States, dus voor hetzelfde geld is heel dat land compleet oele, en iets in mij zegt dat ik er niet ver naast zit.

Het begint al de eerste ochtend. Ik had me voorgenomen om al mijn eetgewoonten helemaal overboord te gooien en te eten zoals de Amerikanen. Dus, ontbijt bij Starbucks. Uit de toonbank vol marble cakes, cheese scones, cinnamon pies, en uiteraard donuts, kies ik een blueberrymuffin, samen met een large (de kleinste maat die er is) Americano Coffee. “So, you’re going for the healthty stuff”, antwoordt de vrouw achter de kassa wanneer ik mijn bestelling doorgeef. Ik kijk haar verbaasd en lichtjes wantrouwig aan. “Yes! Fruit and fibers! It’s really good for you!” Ik betaal, grijns nog even naar haar en maak me uit de voeten. Niet goed genoeg, zoveel is duidelijk. De volgende morgen ga ik maar rechtstreeks naar Burger King – daar stelt niemand vragen.

Na het breakfastfood ga ik naar de mall, want buiten (slecht) gegeten heb ik uiteraard ook goed en veel geshopt. Macy’s, Apple (kocht ik de laatste nieuwe nano – zéér hip), Victoria’s Secret, Donna Karan, Pink (een winkel met alleen maar roze spullen, hihi), Hugo Boss, Abercrombie & Fitch, Guess... Een kleine greep uit het overvolle aanbod. Mijn creditcards gaan van oververmoeid tot lichtjes mishandeld. Wanneer ik na twee dagen bijna niet meer op mijn benen kan staan (nu weet ik wat dat wil zeggen ‘shop till you drop’) en mijn nog niet gestorte maandloon er volledig heb doorgedraaid, ga ik maar wat anders doen. Een beetje cultuur opsnuiven.

Op naar downtown Miami, met de monorail tussen de skyscrapers door. Overal hangen Amerikaanse vlaggen en op elke hoek van de straat staat een police car. Op zich een hele belevenis, hoewel ik moet zeggen dat ik het centrum zelf een beetje zielloos vind. De skyline ziet er vanop een afstand veel indrukwekkender uit dan wanneer je er middenin zit. Het mondaine South Beach (SoBe zoals de Miamezen zelf zeggen) is dan veel leuker. Vooral Ocean’s Drive is bijzonder kleurrijk met z’n prachtige art-deco gebouwen, en ‘s avonds des te levendiger. Hier komt de jetset bij elkaar om (zeer dure) steak te eten en tot in de vroege uurtjes cocktails te drinken. Iedereen is er tot in de puntjes afgeborsteld. Vrouwen in prachtige designer-jurken, om ter hoogste stilleto’s, het haar perfect gekapt, en neuzen die verdacht veel op elkaar lijken. Vrij barbie-like, dat klopt, en ik voel me een beetje een sjofele trien tussen al die America’s next top models.

Dan maar back to basics en naar het natuurpark de Everglades. Over uitersten gesproken. Everglade City komt aardig in de buurt van het gat van Pluto: buiten een paar paalwoningen en een all-in-one tankstation/restaurant/bar/souvenirwinkel is er werkelijk niks. De Lonely Planet beschrijft het prachtig met een anekdote. De schrijver stapt het bovengenoemde etablissement binnen en vraagt wat er te doen is. “Eat.”, was het antwoord, “Or a boattrip in the Everglades”. Een goeie tip. Een beetje verder, aan de rand van het natuurpark, vaart een man met de toeristen door de mangroves. Hij heet Jack (hoe anders?), spreekt plat Amerikaans en is ontzettend hartelijk. Nog lang voor ik nog maar iets heb zien bewegen, wijst hij alle dieren al aan. Drie alligators zwemmen behoorlijk dicht voorbij het bootje. Adembenemend is het er. Zo groots. Zo stil. Een van die plekken die eraan doen herinneren hoe prachtig onze aarde wel niet is.

Een land van tegenstellingen. Dat maakt me nieuwsgierig. New York, Seattle, LA, San Fransisco, Chicago, Las Vegas… Ik wil het allemaal zien!


maandag 22 september 2008

Rêve ou réalité ?

Met een schok word ik wakker. Mijn spieren zijn stram en ik voel dat ik heel erg moe ben. Ik heb een hele vreemde droom gehad…

Het is een rustige ochtend. Slurpend aan mijn hete, veel te sterke koffie, lees ik (nog niet helemaal wakker) mijn emails, wanneer plots de telefoon gaat . Mijn vader ligt in het ziekenhuis met een hartcrisis en moet dringend geopereerd worden. Mijn vader – een oersterke kerel, met levenslust voor tien. Het duurt even vooraleer de ernst van de situatie tot me doordringt, maar ik heb amper weer ingehaakt, of mijn ticket is al geboekt. Enkele uren later zit ik op het vliegtuig, direction Métropole.

Het is koud de volgende ochtend in Parijs. En druk. Maar het is altijd druk in Parijs. De stad die nooit slaapt. Door de menigte zoek ik me een weg naar Gare du Nord, om zo snel mogelijk de Thalys op de springen richting Belgie. Razendsnel in Brussel (op minder dan een uur en een kwartier zijn we er) en daarna verbazingwekkend traag naar Antwerpen. Zelfs met vertragingen doet de IC van de NMBS er minder dan de tergend lange drie kwartier over.

Op het perron van Antwerpen Centraal staat mijn broer me op te wachten. Met betraande ogen val ik in zijn armen, niet goed wetend of ik huil van blijdschap omdat ik hem na al die maanden terugzie, of van angst en verdriet. Het startschot van de emotionele rollercoaster waarvoor ik een driedagenpas heb gewonnen.

De komende dagen ben ik veel onderweg. 600 km in drie dagen tijd. Het valt me op hoe mooi Belgie erbij ligt. Zo netjes, zo geordend, zo vriendelijk en vrolijk. De mensen zijn beleefd, hoffelijk in het verkeer. Het lijkt wel één grote Disneywereld. Ik verwacht op elk moment dat de mensen zullen beginnen zingen, begeleid door het gekwetter van de vogels. En de zon schijnt. Heel even rust, tussen de drukte door.

Want druk is het zeker. Naast de ziekenhuisbezoeken, probeer ik zo veel mogelijk mensen te zien. Vooral familie, maar ook enkele vrienden. Verbazing, euforie, verdriet, spanning, blijdschap, angst. Alles komt aan bod. En de vertrouwde gezelligheid, wanneer ik ‘s avonds laat weer op de boot aankom.

Beelden flitsen door mijn hoofd. Heel vroeg (het is nog donker) op de trein van Antwerpen naar Brussel, samen met Yves. Afscheid op het perron van Brussel Zuid. Gelukkig, verdrietig, dankbaar. Alleen op het vliegtuig, direction Fort de France.


Ik wrijf in mijn ogen. Voel mijn hart kloppen. Was het echt, of was het gewoon een droom..?


maandag 15 september 2008

Vivre comme Dieu en Martinique

Het is een prachige dag. Een dag zonder een wolkje aan de hemel, de zon schijnt volop. Acht uur ‘s ochtends en al ruim 28 graden. Ik heb vrienden op bezoek, en we willen iets leuks doen. De auto in, op naar het zuiden, vandaag gaan we bootje varen. Een zeilboot deze keer, beter nog, een catamaran.

Samen met nog een tiental andere vaarlustigen, stappen we aan boord van de ‘Elphis’, een parmantig schip met blauwe en witte zeilen. De kapitein is een zongebruinde man, met door het zoute water verweerde handen (en scheve tanden, maar dat nemen we erbij). Na een korte introductie, met enkele veiligheidsinstructies en de dagplanning, vaart hij ons de jachthaven van le François uit. Iedereen heeft er zin in.

Na een poosje varen, zet de schipper plots de motor uit, en laat nu alle zeilen op. Onmiddellijk vindt de wind haar weg, en duwt de boot met een ruk vooruit. Iedereen wordt er even stil van. We luisteren, ruiken, proeven. De zilte zeelucht, de schuimende golven die tegen de romp aanklotsen, het deinen op de stroming. We worden gedragen op de toppen van water, alsof we bijna gewichtsloos zijn, om dan weer met vrije val, in te beuken op de zee, die ons telkens weer met zekerheid en een onverwoestbare kracht opvangt.

En zo varen we, met ons bootje, naar verre landen, en voorbij de blanke stranden. We zien kleine onbewoonde eilandjes, sommigen met een enkel huisje. Af en toe houden we halt voor een duik in het heerlijke, bijna lauwe water. Het water is bovendien zo helder, dat we een school vissen meters onder onze voeten kunnen zien voorbij zwemmen. De omschrijving azuurblauwe zee is zonder twijfel hier uitgevonden.

We eten aan boord, reuzegarnalen en verse vis, nippen aan onze bekertjes koele rosé-wijn. We zwemmen, en varen weer verder, op naar de volgende horizon. Ver boven de boot vliegt een frégate, zwevend door de lucht, cirkelend op zoek naar iets lekkers, of gewoon genietend van zijn vrijheid.


Nog een laatste plons in het water, en dan het signaal dat de aftocht blaast. Iedereen weer aan boord. En daar lig ik dan. Op mijn buik, op de trampoline van de catamaran. Turend naar de golven, de vissen die voorbij zwemmen. De zwoele middagzon legt een warme gloed op mijn rug. In de verte is de haven alweer in zicht. Maar nu nog even niet. Nog even voel ik me als God op Martinique.

maandag 8 september 2008

Ballade en mer

Vandaag is zondag saaidag. En zondag druildag bovendien. Belgisch weer op de Antillen. Geen flauw idee wat ik vandaag moet aanvangen. Een beetje sip zit ik achter mijn raam naar buiten te staren en te neuriën. Ik zit voor het vensterraam me onnoemelijk te vervelen. Ik wou dat ik twee hondjes was, dan konden we samen spelen. Ten einde raad neem ik alle boeken en folders die ik heb over Martinique erbij, en ga op zoek naar iets leuks én overdekt om te doen. Na een tijdje heb ik het gevonden: Vision Sous Marine. Helemaal in het zuiden van het eiland vaart er zo’n boot met een glazen bodem. Ideaal voor iemand als ik, die wel wil duiken, maar zonder haar haar nat te maken!

Een uurtje of wat later stap ik aan boord van de Aquabulle I. Na een eindje varen langs de kust, komen we aan bij de koraalriffen waar de meeste vissen zitten. We krijgen een foldertje met foto’s en de namen van alle zeebeesten die we kunnen tegenkomen. Aandachtig turend probeer ik de vissen te herkennen, maar pas nadat enkele kindertjes samen in koor ‘Sergent Major’ en ‘Chirurgien Bleu’ uitroepen, heb ook ik uiteindelijk door dat ze niet hun toekomstige carrierepad aan het bespreken zijn, maar dat ze het over de voorbijzwemmende vissen hebben. Het spelletje begint me al gauw te vervelen (voornamelijk omdat ik duidelijk niet kan winnen), en al kijkend naar al die krinkelende winkelende waterdinges dwalen mijn gedachten af.

Stel dat we in een echte duikboot zaten, en 20.000 mijlen onder zee werden aangevallen door een reuzeinktvis. Met een obsessieve kapitein die halsstarrig weigert me te laten gaan. En me hele dagen zeewier laat eten, jekkie. Nee, dan toch maar liever de Disney-Nemo. Zwemmen tussen de surf-dudes schildpadden, Alzheimer-vissen en vegetarische haaien. Hihi. Of tussen de snorkels! Vroeger op de speelplaats wou ik altijd Kitty zijn. Want die All Star vond ik wel een bijzonder hippe en stoere kerel, en heel stiekem was ik er toch een beetje verliefd op. Hoewel, toch misschien een beetje saai die snorkels, het loopt ook altijd goed af bij hen. Ik heb liever iets meer dramatiek.

Marinedrama, dat is de kleine zeemeermin! De kleine zeemeermin wilde op het land leven om bij haar prins te kunnen zijn. Zou ik in de zee willen leven voor een knappe zeemeerman? Zo’n stoere zeebink die alle gevaren van de waterwereld trotseert lijkt me wel wat. En dan neem ik een zingende rode krab als huisdier. Plots krijg ik een flashback van een vriendje dat kuste als een vis. Iekes. Dag fantasie. Nee, groot gelijk had die Ariel. Geef mij ook maar een knappe landman. Eentje die lekker kan kussen.


maandag 1 september 2008

Sans famille

Vrijdagavond. Behoorlijk moe kom ik thuis van Guadeloupe, twee uur later dan voorzien door de vertragingen van mijn favoriete luchtvaartmaatschappij Air Caraibes. Na al dat wachten tussen krijsende kinderen, door mekaar geschud te zijn op het veel te kleine vliegtuig, en me nog maar eens doodgeërgerd te hebben aan die eindeloze files, voel ik me alsof de hele ark van Noa over me heen is gelopen. Maar nu, thuis. Eindelijk. Rust. Ik doe de voordeur open, steek het licht aan en… Geen licht. Tiens, wat vreemd. Ik probeer het licht van het terras, maar dat doet het ook niet. Omdat de electriciteit hier op Martinique regelmatig wel eens durft uitvallen, inspecteer ik het electriciteitskastje dat gelukkig vlak naast de voordeur hangt. Alles lijkt in orde, maar toch zet ik de hoofdschakelaar een aantal keer aan en uit – je weet maar nooit. Niks, geen licht en geen lawaai van de koelkast. Merde! De koelkast! En de diepvriezer! Snel begeef ik me naar de keuken en ik ben er nog niet geraakt of … SPLETSJ … ik sta in een grote plas water.

Gezien het late uur, durf ik niet meer naar mijn huisbaas te bellen, maar ik doe het toch (dit is een noodgeval, niet?). En wat blijkt? We waren vergeten het contract van de electriciteitsmaatschappij over te zetten op mijn naam, dus had hij het maar eenzijdig opgezegd. Zonder me te verwittigen weliswaar. Dat was ie vergeten. Vergeten? “Meneer, ik zit zonder electriciteit en mijn keuken staat onder water!” “Hmm, ja vervelend”, zegt ie, dus hij geeft me het noodnummer van de electriciteitsmaatschappij, zodat ik ze kan bellen en vragen om alvast voor het weekend de electriciteit terug aan te sluiten.

Dus ik bel. Gelukkig neemt er iemand op. Heel vriendelijk en beleefd leg ik de ongelukkige situatie uit, en zeg dat ik maandag onmiddellijk naar hun kantoor zal komen om een nieuw contract af te sluiten, en of jullie dan nu misschien het knopje terug kunnen aanzetten? Alsjeblieft? Enkele seconden stilte.
“Brandt het?”, vraagt de man plots. “Wàt?” “Of het brandt bij u thuis mevrouw?” “Euuuh, moest het hier branden, denkt u dan niet dat ik de brandweer zou bellen, en niet u?” “Mevrouw, wij mogen enkel iets doen in geval van brand of een natuurramp.” “Jamaar meneer, zonder electriciteit kan ik mijn haar niet wassen en drogen, geloof me, dat IS een natuurramp!” “Het spijt me mevrouw, maar ik kan niks voor u doen. Een prettig weekend verder.” Nog voor ik iets kan antwoorden heeft hij ingehaakt. En prettig weekend… Hoe durft hij, nog een beetje sarcastisch zijn ook.

Ik sta perplex en weet even niet wat doen. Denk na. Denk na. Ok, first things first. Kaarsen! Ik heb kaarsen nodig. Die vind ik gelukkig snel. Dan, koelkast en diepvriezer, die moeten leeg. Redden wat er nog te redden valt. Gelukkig heb ik vlak in de buurt vrienden wonen. Een beetje verveeld bel ik ze op, en vraag of ze misschien nog een plaatsje in hun vriezer hebben. Het is geen probleem, ik mag onmiddellijk komen. Snel laad ik heel de boel in zakken en sta ik klaar om te vertrekken. Wacht, de kaarsen nog uitblazen! Straks vliegt de boel nog in de fik (hmmm, idee, kan ik die man terugbellen, misschien is hij dan wél bereid om me te helpen).

Anne-Claude en Pierre zijn geweldig. Ze ontvangen me met open armen, laden vliegensvlug al mijn spullen in hun vriezer, en geven me dan een punch coco om de boel door te spoelen, die we samen op het terras opdrinken. Een beetje pips kijk ik hen aan, en plots barsten we alle drie in lachen uit. Quelle histoire! Eentje om te onthouden! En we vertellen verhalen, over Martinique, over Frankrijk en over België. Over de ironie, over hoe ik soms kou heb geleden in België toen we nog geen verwarming hadden, en over hoe ik hier nu zal liggen puffen omdat de airco niet werkt… Een beetje melancholisch drink ik het laatste druppeltje rum op, en sta recht.

Even later ben ik weer thuis. Wat donker. En stil. En koud. Vreemd, hoe het bij meer dan 30 graden toch zo kil kan zijn. Snel kruip ik in bed, en steek nog snel een aantal kaarsjes aan. (Om nog een beetje te lezen - Hector Malot lijkt me wel gepast). Best romantisch eigenlijk, al die kaarsjes. Hoewel… Ik blaas de kaarsjes een voor een weer uit.
En voor het eerst voel ik me plots heel erg alleen.